Han Dieperink
Dieperink.png

Vermogensbeheerders zijn er in alle soorten en maten. Nederland is vergeleken met veel andere landen uniek, omdat de markt hier bestaat uit grootbanken aan de ene kant en kleinere zelfstandige vermogensbeheerders aan de andere kant. Het middenveld met de private banks is verdwenen.

Dat is niet altijd zo geweest. Juist Nederland had een rijke traditie op het gebied van private banks, instellingen die zich specifiek richten op vermogende particulieren. Ze zijn echter allemaal overgenomen en geïntegreerd in grootbanken, onderdeel van een professionele asset manager of een bijkantoor van een buitenlandse instelling.

Vermogensbeheer is voor de grootbanken een vreemde eend in de bijt. Banken zijn grote procesorganisaties. De dienstverlening aan het grote publiek is via processen tot in detail geregeld, zodat de kans op fouten zo klein mogelijk is. Deze procesorganisaties willen de klant maar een paar keer in hun leven zien, bijvoorbeeld bij het openen van een rekening (geboorte) en het kopen van een huis (hypotheek). Te veel contact gaat ten koste van het rendement voor de bank.

De processen zijn zo ingericht dat de rentemarge wordt geoptimaliseerd. Overigens is dat niet de reden dat het tegenwoordig zo lang duurt om iemand van de bank aan de lijn te krijgen, al is dit wel een veeg teken. Kleinere vermogensbeheerders zien hun klant veel vaker, al was het maar omdat ze de klant moeten kennen om die te kunnen adviseren.

Voor een grootbank is vermogensbeheer een bijzondere afdeling. Er werken relatief veel mensen, omdat ze voortdurend in gesprek zijn met klanten. Het is ook de afdeling waar het normaal is dat klanten verliezen lijden als de beurs tegenzit en dat begrijpen bankiers niet. Bankiers zijn in het rentebedrijf voortdurend gericht op het beperken van verliezen en hebben weinig op met de complexiteit van vermogensbeheer.

Al die adviseurs drukken bovendien ook op verhouding tussen kosten en baten. Dat zorgt ervoor dat de beleggingsafdeling meestal niet de belangrijkste divisie is bij een grootbank en daarmee ook niet vooraan kan staan als het gaat om nieuwe investeringen. Mensen die bij een grootbank gaan werken en bij vermogensbeheer terecht komen, willen meestal snel naar een andere afdeling waar ze beter carrière kunnen maken.

Bij beleggen is groter niet altijd beter. Wie heel veel heeft om te beleggen, wordt feitelijk veroordeeld tot de markt. Grote institutionele beleggers en pensioenfondsen bezitten uiteindelijk vaak de index. Nu is indexbeleggen een efficiënte oplossing, maar soms zijn er markten waar actief beleggen de voorkeur heeft en waar de mogelijke investering ook relatief klein is. Maar zelfs als het gaat om miljoeneninvesteringen, dan kan zo’n investering te klein zijn om impact te hebben op de grote gestandaardiseerde portefeuilles.

Als gevolg van de digitale transformatie zijn dergelijke portefeuilles verder gestandaardiseerd. Afwijken is niet langer mogelijk. Digitale transformatie is ook een manier om kosten te besparen, om meer klanten per adviseur te bedienen. De dienstverlening wordt daardoor minder persoonlijk.

Met name zeer vermogende particulieren kiezen bewust voor een kleinere instelling in de vorm van een boetiek of een family office. Meestal is dat gebaseerd op de eigen ervaring dat groter niet altijd beter is. Grote instellingen kunnen in theorie een uitstekende service bekostigen, maar vaak is dat binnen de standaard niet mogelijk. Er is steeds minder ruimte om af te wijken. Die flexibiliteit hebben kleinere instellingen wel. Bovendien is elke klant van een kleine instelling, een belangrijke klant. De klant voelt zich bij de grootbank een kleine vis in een grote vijver, terwijl ze toch liever worden gezien als een grote vis. Dat is in een kleinere vijver al snel het geval.

Een nadeel voor kleinere vermogensbeheerders is dat de vaste kosten stijgen en dat die nu eenmaal over een kleinere groep klanten moeten worden omgeslagen. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van toezicht en compliance. Ook moet er steeds meer worden gerapporteerd en dat vereist vaak specifieke kennis.

Nu zijn kleinere vermogensbeheerders voor een belangrijk deel gered door de komst van de cloud. Tegenwoordig kun je veel van deze diensten as-a-service inkopen. Dit abonnementsmodel is voor beide partijen de beste oplossing. De beste expertise is dan gegarandeerd, terwijl de vermogensbeheerder alleen betaalt voor verbruik.

Kleinere vermogensbeheerders zijn zeer flexibel wat betreft beleggen. Participaties die door hun kleine omvang geen waarde toevoegen aan grotere portefeuilles, zijn hier vaak extra interessant. Ook zijn ze niet veroordeeld tot het kopen van de index. Tegelijkertijd missen ze wel de schaalgrootte om optimaal actief te zijn in private markten. Daarvoor kunnen ze een partnership aangaan met een grote consultant, maar ook dan is een minimale ondergrens vereist. Bovendien kunnen organisaties ook te klein zijn om alle kennis vast te houden. Continuïteit is vooral bij de kleinste instellingen een risico.

Een grotere zelfstandige vermogensbeheerder, zoals de private banks van voorheen, combineert de efficiëntie van een grootbank en de flexibiliteit van een kleine vermogensbeheerder. Het is ook het ideale model om een vermogende particulier goed te bedienen. Die voelt zich niet thuis bij de supermarkt (grootbank), gaat liever ook niet naar een marktkoopman (kleine zelfstandige vermogensbeheerder), maar is op de juiste plek bij een delicatessenwinkel in de vorm van een boetiek. Daar is wel het juiste assortiment en de volledige klantfocus. Uiteindelijk komt dit ten goede aan het rendement.

Han Dieperink is chief investment officer bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co.

Author(s)
Categories
Access
Members
Article type
Column
FD Article
No