Net als bij beleggen op de beurs investeert private equity in bedrijven. Het al dan niet hebben van een beursnotering lijkt geen wezenlijk onderdeel voor het uiteindelijke rendement, maar dat is het wel. Want de belegger in private equity is meteen ook ondernemer.
Op de beurs kunnen beleggers niet veel meer dan aandelen van bedrijven kopen en verkopen. Natuurlijk is het mogelijk om in gesprek te gaan met een bedrijf door middel van engagement of via de jaarvergadering, maar dat heeft meestal geen wezenlijke invloed op de koers van het bedrijf. Bij private equity is de belegger meteen ook ondernemer, waardoor er opeens veel meer mogelijkheden zijn om het bedrijf te verbeteren of te veranderen en daarmee rendement te behalen. De vergoeding voor die ondernemer loopt ook parallel met de vergoeding voor andere investeerders, iets wat een wezenlijk verschil maakt bij aankoop- en verkoopbeslissingen. Zelfs wanneer het rendement op aandelen in de buurt komt van private equity, is dat te danken aan private equity.
Beleggingsrendement versus ondernemersrendement
Op de beurs krijgt een bedrijf te maken met veel regels. Zo worden er hoge eisen gesteld aan het management dat ‘in control’ moet zijn. Verder gelden er uitgebreide rapportageregels, waar er tegenwoordig vooral sprake is van een wildgroei in het kader van duurzaamheid. Al die eisen en regels kosten veel geld, al was het maar om de afdelingen interne controle en compliance te financieren, zonder dat daarmee ook maar één euro extra omzet wordt behaald.
Ondanks deze strenge eisen en regels kan niet elk bedrijf zo maar op de beurs geld ophalen. Als het beursklimaat even niet meewerkt, moet een bedrijf soms lang wachten op zo’n financiering. Voorheen was het hebben van een beursnotering in ieder geval nog statusverhogend, maar tegenwoordig kun je beter een onderdeel zijn van een bekend private-equityhuis, al was het maar omdat je dan in de toekomst ook nog verzekerd bent van een eventuele aanvullende financiering.
Private equity is meestal de enige of minimaal een grootaandeelhouder van een bedrijf in portefeuille. Dat betekent zo veel zeggenschap over het bedrijf dat de aandeelhouder zich kan gaan gedragen als een ondernemer. Het grote voordeel is dat veranderingen snel en efficiënt kunnen worden doorgevoerd en gelet op de vele transities (energie, deglobalisering, digitaal, kunstmatige intelligentie) komen steeds meer bedrijven hiervoor in aanmerking. Op de beurs worden veranderingen vaak getraineerd door de vele stakeholders. Daar heeft een particuliere aandeelhouder veel minder last van.
Verder moeten bij wezenlijke veranderingen de bestaande activiteiten meestal pijn worden gedaan en door de sterke focus op de volgende kwartaalcijfers is dat op de beurs niet haalbaar. Tegenover dit kwartaalkapitalisme kan private equity zich een veel langere termijn veroorloven om waarde toe te voegen. Sterker nog, private equity weet meestal bij aankoop al wanneer en tegen welke prijs het bedrijf weer moet worden verkocht. Daar denken de meeste beleggers op de beurs niet over na. Door de macht van de aandeelhouder-ondernemer kan er bij private equity ook veel beter gestuurd worden op een positieve duurzame impact.
Exits, maar niet tegen elke prijs
Op de beurs staan de aandelen van bedrijven onder druk op het moment dat veel beleggers aan het verkopen zijn. Daardoor zijn de aandelen van die bedrijven vaak laag gewaardeerd. Bij private equity is er juist veel activiteit als de waarderingen hoog zijn. Denk maar aan de vele ipo’s op de top van de markt. Dat komt omdat de vergoeding voor de private equity huizen deels bestaat uit een deel van de winst bij verkoop. Dit fenomeen zit al tussen oren op het moment dat een bedrijf door private equity wordt aangekocht. Private equity heeft daardoor van nature de neiging om laag te kopen en hoog te verkopen. Terwijl het sentiment op de beurs juist kan zorgen voor impulsieve besluiten die meestal weinig waarde toevoegen.
In de afgelopen jaren is het aantal private-equity-exits door de rentestijging in combinatie met het beursklimaat relatief laag geweest, maar nu de waardering begint op te lopen, ook omdat de rente daalt, komt er weer meer ruimte om rendement te realiseren. Er is wel commentaar op private equity dat het rendement op private equity de laatste jaren vergelijkbaar is met het rendement op de S&P 500.
Nu is dat rendement op de S&P 500 sinds de introductie van generatieve kunstmatige intelligentie nogal ongelijk verdeeld. Het overgrote deel komt voor rekening van de Magnificent Seven. Maar ook daarvoor – sinds de Grote Financiële Crisis – was het rendement op private equity lange tijd vergelijkbaar met de S&P 500. Academici zijn er dan als de kippen bij om op basis van deze vergelijking te verklaren dat private equity geen toegevoegde waarde biedt ten opzichte van de aandelenmarkt.
De S&P 500 heeft geprofiteerd van disciplinerende werking private equity
De anomalie voor wat betreft het rendement zit over die periode echter in de S&P 500. Ten opzichte van de rest van de wereld heeft de S&P 500, gevuld met Amerikaanse groeiaandelen en techbedrijven, het goed gedaan. Het komt vooral omdat het management van bedrijven in de S&P 500 zich meer en meer is gaan gedragen als private equity. Daarbij zijn ze geholpen door de lage rente. Bedrijven konden daardoor hun balans optimaliseren door meer met vreemd vermogen te werken. Ook waren er duidelijke financiële prikkels bij deze bedrijven om de winst per aandeel verder te vergroten. Lange tijd waren de grootste kopers van Amerikaanse aandelen de bedrijven zelf, terwijl ze wel degelijk de hete adem van private equity in hun nek voelden.
Veel beleggers zijn op zoek naar diversificatie binnen een traditionele portefeuille die bestaat uit aandelen en obligaties. Omdat private equity onderdeel is van de aandelencategorie lijkt de toegevoegde waarde in portefeuille beperkt. Dat is niet juist. Het feit dat private equity een veel langere horizon heeft dan beleggers op de beurs, die leven van kwartaal op kwartaal, plus het feit dat private-equity-investeerders de sterke prikkel hebben om laag te koop en hoog te verkopen, zorgt voor veel toegevoegde waarde, juist ten opzichte van een aandelenportefeuille.
Han Dieperink is chief investment officer bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co.