Het vakgebied van behavioural finance tracht te verklaren waarom iemand financiële beslissingen neemt die zelfs tegen het eigen financiële belang indruisen. Dat komt onder andere doordat beleggers niet altijd, in sommige gevallen vrijwel nooit, een rationele beslissing nemen.
Naast dat ze te veel gebruik maken van intuïtie, maken mensen allerlei veel voorkomende fouten en is er gedrag dat wellicht zinvol lijkt in de echte wereld, maar die in de financiële wereld alleen maar ten koste gaat van het rendement. Zo zijn mensen – met name mannen – vaak overmoedig. Je kent ze wel, vrijwel iedereen vindt zichzelf een betere bestuurder dan het gemiddelde.
Verder zijn we aversief voor verliezen, wat er onder andere voor zorgt dat we een slechte beslissing niet van een slecht resultaat kunnen onderscheiden. Typisch voor beleggers is ook kuddegedrag. Wellicht is het op de savanne veilig in de kudde, maar contraire beleggers behalen door dit fenomeen juist de beste rendementen.
Chinese emoties
In de benadering van de Chinese aandelenmarkt zijn zelfs bij de meest professionele beleggers dergelijke, meer emotionele gedragingen goed zichtbaar. Voor de goede orde, de Chinese aandelenmarkt heeft er ook alles aan gedaan om dit soort gedrag op te wekken. Per saldo beweegt de Chinese aandelenmarkt al jaren zijwaarts, terwijl met name de Amerikaanse aandelenmarkt juist sterk is gestegen.
Achteraf gezien zou iedereen natuurlijk uitsluitend in de Verenigde Staten beleggen, maar ook hier geldt dat rendementen uit het verleden geen garantie zijn voor de toekomst. Om te voorkomen dat ze na zo’n verliesreeks alsnog in de China moeten beleggen, is er sprake van een selectief geheugen. We onthouden wel de succesvolle beleggingen, maar vergeten liever de gemiste winst of de beleggingen waarop geld is verloren.
Cognitieve dissonantie
Juist de beste beleggers trappen in deze valkuil van selectief geheugen. Door de successen voelen ze zich zekerder, en die zekerheid zorgt ervoor dat herinneringen die niet stroken met het positieve zelfbeeld worden genegeerd. Hoe kunnen we immers zulke goede beleggers zijn als we het in het verleden ook weleens fout hebben gezeten?
Deze manier van herinneren wordt wel cognitieve dissonantie genoemd. We voelen ons ongemakkelijk als we onszelf, als “goede belegger”, deze twee uiteenlopende uitkomsten met elkaar moeten verenigen. Dat past niet in het totaalbeeld. De oplossing is overigens simpel. Zet op papier “ik weet niks” en plak dit boven je computerscherm, zodat je ook als belegger met beide benen op de grond blijft staan.
Verankering
In het verlengde van dit selectieve geheugen is er bij veel beleggers sprake van een zekere verankering aan wat men kent. De meeste Amerikaanse en Europese beleggers weten veel meer over Amerikaanse en Europese aandelen dan over Chinese aandelen, daarbij geholpen door positieve ervaringen uit het recente verleden. Dit verankeringsgedrag legt de nadruk op recente prestaties. Zo wordt regelmatig het argument gebruikt dat beleggers vooral in Amerikaanse aandelen moeten beleggen vanwege het superieure rendement over de afgelopen jaren.
Chinese aandelen laat men om tegenvallende rendementen over diezelfde periode links liggen. Toch blijkt uit het verleden dat, als juist iedereen zo negatief is, dit zorgt voor beleggingskansen. Zo negeerden veel beleggers na de bijzonder moeizame jaren dertig de Chinese aandelenmarkt, waardoor een deel niet kon participeren in de Consumer Bull van de jaren vijftig.
Meer recentelijk werd Japan tijdens de Tohoku-aardbeving massaal genegeerd na de twee verloren decennia op de Japanse beurs. Sindsdien is de Japanse aandelenmarkt sterker gestegen dan de Amerikaanse aandelenmarkt.
Typisch value
Chinese aandelen waren tot voor kort typische value-aandelen. Dit zijn niet alleen aandelen die ondergewaardeerd zijn, maar ook aandelen die in veel portefeuilles onderwogen zijn, waarna iedereen de neiging heeft om ze maar te negeren. Daardoor verschijnt er ook steeds minder research over deze aandelen.
Juist deze combinatie van “undervalued, underweight, underresearched” vormt vaak een uitstekend recept voor outperformance. Natuurlijk zijn er volop beleggers die nu stellen dat dit tijdelijk zal zijn. Ook dit gedrag is een emotionele reactie op het feit dat eerdere overtuigingen kennelijk gelogenstraft zijn door de realiteit. Dankzij dit backfire-effect gaan beleggers juist nog sterker geloven in de eerdere, foute denkbeelden.
Het voordeel van paniek
Beleggers kunnen ook gebruikmaken van irrationeel gedrag van anderen. In het geval van China worden de recente acties van de Chinese centrale bank en de Chinese politiek gezien als een paniekreactie. Een aardige vuistregel voor beleggers is dat wanneer beleidsmakers in paniek raken, beleggers kunnen stoppen met panikeren. Neem bijvoorbeeld de paniek bij de ECB die Draghi in 2012 ertoe verleidde om er alles aan te doen om de euro te redden.
Nu is het in China door de inworteling van het Confucianisme moeilijk voor te stellen dat er bij de Chinezen sprake is van een vergelijkbare paniek, maar het feit dat Xi Jinping zich er dit keer zelf mee bemoeit en eist dat er actief beleid komt om de economie en de financiële markten te stabiliseren, geeft wel het comfort van een toegenomen “sense of urgency”.
Volg de “Grote Roerganger”
Natuurlijk is het mogelijk om de Chinese maatregelen ook op zichzelf te gebruiken om een rationele beslissing te nemen om al dan niet in Chinese aandelen te beleggen. Het betreft een drieluik van monetaire maatregelen, maatregelen voor de huizenmarkt en maatregelen om het beleggen in aandelen te stimuleren.
Elke maatregel op zich oogt als onvoldoende, maar de kracht zit meer in de combinatie. Bovendien wil in China iedereen in de Communistische Partij Xi Jingping plezieren, door meer te doen dan wat de Grote Roerganger van hem verlangt. Reken dus op de nodige respons na de eerste aanzet van de afgelopen weken. Wat dat betreft is het enigszins vergelijkbaar met de drie pijlen van Abenomics. In dit voorbeeld van Shinzo Abe was één pijl nog doormidden te breken, maar waren de drie pijlen samen onbreekbaar.
Waar het uiteindelijk om gaat is dat dit ook zorgt voor een omslag bij de Chinese consument. Die moet weer vertrouwen krijgen in de huizenmarkt, maar tegelijkertijd een huis niet langer zien als belegging maar als iets om in te wonen.
Chinese besparingen moeten voortaan naar de aandelenmarkt, want nu verdienen ze steeds minder aan een Chinese spaarrekening, en goud is ook al sterk in waarde gestegen. Bovendien is goud een typische angstbelegging, terwijl juist deze acties zorgen voor meer vertrouwen in de toekomst.
Voor veel westerse beleggers moet de Chinese beurs nog wel verder stijgen totdat zij ook vol vertrouwen kunnen instappen.
Han Dieperink is chief investment officer bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co.