We bevinden ons midden in de jaren twintig van de 21e eeuw. Het is een bijzonder moment, want net als in de ‘roaring twenties’ van honderd jaar geleden, zitten we zowel in een productiviteitshausse als in een vrije markthausse. Het is het enige moment in de afgelopen honderd jaar dat zo’n conjunctie is voorgekomen.
De productiviteitshausse is inmiddels duidelijk zichtbaar in de stijgende productiviteitsgroei, in de afgelopen vijf kwartalen in de Verenigde Staten. De hausse in de vrije markt is vanuit Europees perspectief minder zichtbaar, maar bij de nieuwe Amerikaanse regering druipt dit er juist vanaf. Het mag duidelijk zijn dat deze ontwikkelingen elkaar versterken op macro-economisch gebied, in de vorm van hogere economische groei en een gematigde ontwikkeling van de inflatie. Een ideale omgeving voor beleggers in aandelen.
De ‘roaring twenties’ was vooral een periode van grote veranderingen op economisch, sociaal en cultureel gebied. Ook Duitsland en Frankrijk kenden de Glückliche Zwanziger Jahre en de Années folles, maar het was ook toen al ‘America First’.
In de jaren twintig van de vorige eeuw groeide de Amerikaanse economie met maar liefst 42 procent. Voor het eerst woonden er meer mensen in de stad dan op het platteland en de productiviteitsgroei was ongekend. Het was het moment dat de vruchten van de Tweede Industriële Revolutie werden geplukt. De telefoon, de gloeilamp, de elektrische motor, vliegtuigen, auto’s, de radio, de tractor, de typemachine en niet te vergeten massaproductie maakten dat mogelijk. Bij elkaar hadden ze zoveel kritische massa dat netwerkeffecten sterk toenamen. Het was de tijd dat menselijke arbeid werd geautomatiseerd.
Het was ook de tijd van het ongebreidelde kapitalisme. In de Verenigde Staten waren de spoorlijnen tijdens de Eerste Wereldoorlog genationaliseerd, maar nadat deze teruggegeven werden aan de oorspronkelijke eigenaren was winst maken geen vies woord meer. De kracht van de onzichtbare hand van de vrije markt is dat het streven naar eigenbelang zorgt voor het algemeen belang. Dit was duidelijk zichtbaar in de jaren twintig van de vorige eeuw.
Waar in de jaren twintig van de vorige eeuw de vruchten van de Tweede Industriële Revolutie werden geplukt, plukken we nu de vruchten van de Vierde Industriële Revolutie. In plaats van de automatisering van menselijke spierkracht gaat het nu om de automatisering van menselijke denkkracht. Zoals zo vaak bij nieuwe technologie wordt de potentie nog altijd schromelijk onderschat.
Net als de productiviteitshausse honderd jaar geleden, mogen we nu een vergelijkbare productiviteitshausse verwachten. Dat lijkt wellicht scherp aangezet, gezien de vele technische doorbraken honderd jaar geleden, maar het gaat niet alleen om de productiviteitsverbeteringen als gevolg van het combineren van de domme spierkracht van machines met kunstmatige intelligentie. Dit zal ervoor zorgen dat fabrieken voor een groot deel worden gerobotiseerd en geautomatiseerd, en dat het populairste beroep onder mannen (chauffeur) zal verdwijnen.
De nieuwe productiviteitsverbeteringen zullen ook volop zichtbaar worden in de dienstensector en dat is in de ontwikkelde wereld een veel groter deel van de economie. Volgens McKinsey zal 70 procent van de kantoorbanen in tien jaar tijd verdwijnen.
Vergeleken met de jaren twintig van de vorige eeuw kan eigenlijk niet meer worden gesteld dat de vrije markt nog bestaat. Ze is ten onder gegaan aan de vele regels. Regels waarvan met name de grootste bedrijven profiteren, omdat zij kunnen voldoen aan die regels. Het gevolg: steeds meer oligopolies. Daarnaast hebben de vele disruptieve innovaties gezorgd voor monopolies. Niet per se slecht voor de aandeelhouders, maar bepaald geen toonbeeld van het kapitalisme van de vrije markt.
Verder is het gedachtegoed van Keynes doorgeschoten. Elk probleem in de samenleving wordt tegenwoordig opgelost door er veel geld tegenaan te gooien. Burgers en bedrijven mogen rekenen op onvoorwaardelijke steun van de overheid. Er is steeds minder ruimte voor de vrije markt. Bedrijven gaan niet meer failliet, maar leven voort als zombies en zitten daarmee de vooruitgang in de weg. Ironisch genoeg krijgt de vrije markt de schuld.
De oplossing voor het verdwijnen van de vrije markt ligt bij minder focus op de vraagzijde van de economie, en meer op de aanbodzijde. Dat hebben we eerder gezien in de vorm van supply-side-economics in de jaren zeventig en tachtig, ook wel bekend als Reaganomics, wat overigens ook een reactie was op doorgeschoten Keynesianisme.
Met het aantreden van Trump krijgt de aanbodzijde opnieuw meer aandacht. De economie van het aanbod bestaat idealiter uit een laag uniform belastingtarief, beheersing van overheidsuitgaven, een solide monetair beleid, vrijhandel en minimale regulering. Sinds de overwinning van Trump stuurt zijn toekomstige regering aan op de supply-side-economics van de jaren tachtig. Lagere belastingen en deregulering waren al stokpaardjes van Trump. Door de nominatie van Scott Bessent, het laten zitten van Jerome Powell en het inzicht bij Trump dat een te hoge inflatie per definitie zorgt voor zetelverlies bij de zittende partij, krijgen we onder Trump waarschijnlijk ook een solide monetair beleid. Toegegeven, dat laatste is nogal onverwacht, maar de tweede termijn van Trump lijkt niet op zijn eerste termijn.
Zowel wat betreft productiviteitsverbeteringen als gevolg van kunstmatige intelligentie als een grotere nadruk op de aanbod-economie zijn de Verenigde Staten de grote winnaar. De beurs kijkt immers altijd vooruit en het gewicht van Amerikaanse aandelen in de wereldindex is gestegen van 30 procent in de jaren tachtig tot meer dan 70 procent op dit moment. In de jaren twintig van de vorige eeuw verdubbelde dat percentage van circa 25 procent naar 50 procent, geholpen door een verzesvoudiging van de Amerikaanse aandelenmarkt. Relatief is die ruimte nu beperkt, maar absoluut gezien is er voldoende potentieel.
Han Dieperink is chief investment officer bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co.