In onze snel polariserende maatschappij worden steeds vaker politieke boodschappen ‘verstopt’ in economische analyses. Met de Amerikaanse presidentsverkiezingen in aantocht neemt het aantal van die boodschappen toe, waarbij de waarheid steeds vaker wat moet wijken.
Als Trump opnieuw wordt verkozen, staan nieuwe importheffingen hoog op de agenda. Volgens een legertje economen heeft dat twee duidelijke gevolgen: de welvaart gaat omlaag én de inflatie omhoog. Maar hoewel dit logisch klinkt, is het onzin. De geschiedenis toont keer op keer aan dat importheffingen deflatoir werken; de prijzen gaan dus per saldo omlaag.
De uitleg is kort en simpel, wat goed uitkomt voor een column geschreven vanuit het ‘magische’ Disneyland Parijs. Het ‘inkomenseffect’ van importtarieven is veel groter dan het directe prijseffect van die tarieven.
Het is een klassiek voorbeeld van wat we op de schoolbanken leren, en wat in de praktijk ook waar blijkt te zijn. Een gevalletje ‘P x Q’. Ofwel: de totale output is een functie van de prijs (P) en het volume (Q). Historische data laat keer op keer zien dat prijsverhogingen door importheffingen een veel grotere impact hebben op de Q dan op de P. Onderstaande grafiek van Alpine Macro laat dit goed zien.
Chinese tarieven
De laatste tariefronde, gestart door toenmalig president Trump, past precies in dit beeld. Na de eerste verhogingen in 2018 daalde de inflatie in Amerika twee jaar lang! Het gebedel van Janet Yellen, de Amerikaanse minister van Financiën, om jaren (!) later die tarieven te verlagen om de inflatie te drukken, was prachtig toneelspel. Het was haar ministerie en het bizarre beleid van de Federal Reserve die de inflatie omhoogstuwden.
Concluderen dat én de welvaart daalt én de prijzen stijgen, gaat volledig in tegen het empirische bewijs.
Wie betaalt de rekening?
Hiermee zou mijn vakantiecolumn al ten einde kunnen zijn, maar dat zou andere onwaarheden tekortdoen. In onder meer enkele ‘analyses’ van een grote Nederlandse bank wordt bij hoog en laag beweerd dat de consument uiteindelijk de rekening van die importheffingen betaalt. Helaas, ook dat is onjuist. Dit is al af te leiden aan de hand van de P x Q-analyse, maar het is ook gewoon te onderzoeken.
En dat is precies wat Gina Gopinath, nu het gezicht van het IMF, een tijdje terug deed met andere hoogleraren. Twee belangrijke conclusies: hoewel er hier en daar sprake was van tijdelijke prijsstijgingen, waren het vooral de retailers die de klap opvingen door dalende winstmarges. Omdat retailers wél weten dat het om de Q gaat, proberen ze die te beschermen door prijzen te verlagen.
Bron: Tariff Passthrough at the Border and at the Store: Evidence from US Trade Policy; Alberto Cavallo, Gita Gopinath, Brent Neiman, Jenny Tang.
Daarnaast was een duidelijke trend zichtbaar bij Amerikaanse exporteurs, die hun prijzen massaal verlaagden na vergeldingsacties van China om concurrerend te blijven.
Een zinnetje als ‘Maar zoals iedere econoom weet, zullen het de Amerikaanse huishoudens zijn die de rekening betalen’ is dus een voorbeeld van het toevoegen van een subjectieve boodschap aan wat een objectieve analyse had kunnen zijn. Het is bovendien pertinent onwaar.
Weet je wat de inflatie wel omhoog drijft? Monopolies. En ik kan het weten, want ik stap zo meteen een achtbaan in – in wat met recht een extreem voorbeeld van monopolisme is.
Jeroen Blokland analyseert in zijn nieuwsbrief The Market Routine in het oog springende, actuele grafieken over de financiële markten en macro-economie. Daarnaast is hij beheerder van het Blokland Smart Multi-Asset Fund.