Spreadsheets
excel.jpg

Actieve vermogensbeheerders die de afgelopen jaren hun benchmark versloegen, deden dat vooral met kwantitatieve strategieën en door concentratierisico’s beter te beheersen. Kwantitatieve managers haalden met name in opkomende markten gemiddeld betere resultaten dan passief beheerde fondsen.

Dat wijst onderzoek uit van Achmea Investment Management. Freddy van Mulligen en Ilja van den Bosch, actief in managerselectie, analyseerden de prestaties van een kleine 26.000 actieve beheerders van 2011 tot en met 2024, te vinden in de database van eVestment. Ze legden daarbij de focus op de mediaan in de driejaarsgemiddelden en concluderen dat 2024 eigenlijk het eerste ‘slechte’ jaar was voor actieve vermogensbeheerders. 

Tussen 2011 en 2015 waren de resultaten behoorlijk. Daarna, tot en met 2020, was het moeilijker, zo schrijven Van Mulligen en Van den Bosch in de recent verschenen Investment update van Achmea IM. Na 2020 volgde weer herstel, tot 2023. En toen kwam 2024: ´De mediane beheerder moest eind 2024 voor het eerst sinds 2011 een underperformance en opzichte van zijn index rapporteren.’

Uit een segmentatie van die gemiddelde prestaties trekken de auteurs vervolgens conclusies per regio en beleggingsstijl. Ook maakten ze onderscheid tussen kwantitiatieve en fundamentele strategieën, en tussen de hoogtes van de tracking error.

Kwantitatief blijkt het dan over het algemeen beter te doen dan fundamenteel, zeker over de afgelopen jaren. Per regio deed kwantitatief het ook beter dan de index-belegger, met uitzondering van largecaps in de VS én ten opzichte van de MSCI World. De negatieve score van quant-strategieën ten opzichte van die wereldindex blijft echter beperkt tot minus 0,7, terwijl de fundamentele belegger daar minus 3,5 scoorde, vergelijkbaar met de actieve belegger met een hoge (meer dan 7 procent) tracking error (minus 3,7). In Japanse beleggingen haalden het quant-segment een plus van 1,9, in Europa plus 0,3, in opkomende markten een respectabele plus van 3,1 en in Amerikaanse smallcaps plus 2,0.

Overigens zijn dit scores op een door Achmea IM zelf samengestelde maatstaf, de Peer Group Succes Score genoemd, waarin zowel lange- als kortetermijn overrendementen zijn meegenomen, cumulatief en als driejaarsgemiddelden. Die maatstaf gaat daarmee dus verder dan een enkel meetpunt als de driejaarsgemiddelde performance.

De resultaten van het onderzoek wijzen er daarnaast op dat ook actieve fundamentele vermogensbeheerders in Amerikaanse smallcaps beter presteerden dan hun index, met name in waarde-aandelen. Ook de beleggers met een hogere tracking error deden het daar goed. Bovendien werden in Japan hogere rendementen gehaald door actieve beleggers dan door passieve: een plus van 1,8 voor de hele selectie van 26.000 beheerders.

Tot slot blijkt uit de analyse van Achmea IM dat ervaring geen significante invloed heeft op outperformance. ‘Een gemiddelde lange ervaring van meer dan vijftien jaar leverde geen betere resultaten dan vijf of tien jaar ervaring’, zo wordt gemeld. Ook de grootte van de vermogensbeheerder speelt nauwelijks een rol: grotere noch kleinere vermogensbeheerders blijken in het voordeel te zijn geweest.

Author(s)
Categories
Access
Members
Article type
Article
FD Article
No