De minister van Financiën schreef vorige week een brief aan de Tweede Kamer en op bladzijde 30 van die brief stond dat het forfaitair rendement op beleggingen voor 2023 wordt gesteld op 6,17 procent. De asset mix, die de gemiddelde beleggende Nederlander volgens de overheid aanhoudt, bestaat voor 53 procent uit vastgoed, 33 procent uit aandelen en 14 procent uit obligaties.
De fiscus kijkt vijftien jaar terug. Voor de goede orde, het rendement over 2022 speelt geen enkele rol. Het rendement voor 2023 wordt bepaald op basis van 15 jaar historie tot eind 2021. Dat komt de fiscus bij vastgoed op 5,06 procent, geholpen door de goede huizenmarkt met een plus van 15,15 procent in 2021. Bij aandelen
hanteert de fiscus vreemd genoeg de MSCI Europe index en komt daar op een opvallend hoge 8,47 procent.
Zou de AFM daar ook meegekeken hebben? Goed dat Amerikaanse aandelen – twee derde van de wereldindex - over de afgelopen vijftien jaar niet zijn meegenomen, anders kwam het cijfer nog veel hoger uit. Voor obligaties is het rendement bepaald op 2,5 procent, leuk voor obligatiebeleggers die dit jaar op -15 procent zitten. Bij elkaar dus een gewogen gemiddelde van 6,17 procent en daar moet dan 32 procent belasting over worden betaald, afgerond 2 procent. Aan inflatiecorrectie doet de fiscus niet, dus met de huidige hoge inflatie en negatieve rendementen is het gewoon interen op je reële vermogen. Daar ga je met je eigendomsrecht.
De afgelopen twintig jaar hoefden beleggers niet na te denken over de fiscaliteit. Je betaalde gewoon 1,2 procent over je vermogen en klaar was Kees. Alleen daalden in de tussentijd de rendementen op sparen en de aanvangsrendementen op beleggen in obligaties, daar begon het wel een beetje te wringen. Maar in plaats van de belasting te verlagen, gaat de belasting dus omhoog. Twee procent belasting over een obligatieportefeuille betekent dat een belegger (en ook de vermogensbeheerder) op zoek moet naar alternatieven.
Dat kan sparen zijn, want daar wordt nauwelijks belasting geheven. Het kan ook een combinatie van sparen en beleggen met leverage zijn (zoals futures of total return swaps), dan bestaat een groot deel uit vermogen uit kas dat vrijwel niet wordt belast en nagenoeg niets uit beleggingsvermogen, terwijl effectief een exposure kan worden bereikt van een 100 procent aandelenportefeuille.
Nu de Box 3-heffing verder stijgt kan het zelfs een optie zijn om al dat geld in privé maar in een BV te duwen. Daar wordt weliswaar ook een stijgende belasting betaald over de winst (19 procent over de eerste 2 ton en 25,8 procent over de rest), maar niet over het ingelegde bedrag. Wie vier miljoen belegt in obligaties en daarmee die 2,5 procent (100.000 euro) maakt volgens de fiscus, mag daar in privé bijna 80.000 euro belasting over betalen en in de BV 19.000 euro.
Natuurlijk moet er een keer worden afgerekend als dat geld uit de BV wordt gehaald, maar dat is tot in het oneindige uit te stellen. Onder voorwaarden mag namelijk eerst al dat gestorte vermogen belastingvrij terugkeren naar privé. Al die tijd dat het vermogen in de BV zit, hoeft er in ieder geval geen Box 3 heffing worden betaald. Waarschijnlijk zullen er ook meer buitenlandse rechtspersonen worden opgezet in landen met lage Vpb-tarieven, het laten uitzakken van het vermogen in een dochteronderneming in bijvoorbeeld Cyprus en Zwitserland kan ook.
De jaren negentig zijn weer helemaal terug, maar waarschijnlijk moet de belastingdienst het met minder mensen doen om het leuker en gemakkelijker te maken. De overheid onderschat dat kapitaal veel vluchtiger is dan arbeid en belasting zijn de belangrijkste reden voor kapitaalvlucht.
Waarschijnlijk zal de totale belastingopbrengst stijgen als de heffing op vermogen op nihil wordt gesteld. Meer investeringen, meer innovatie, meer productiviteit en met een beetje extra economische groei kan de belastingdienst per saldo meer innen.
Nu zijn er nog veel meer mogelijkheden te bedenken om belasting te optimaliseren, maar er komt een punt dat het alleen nog maar daarom te doen is en dan gaat het te ver. Dat terwijl er nog wel een grote en eigenlijk enige aftrekpost overblijft en dat is de opbouw voor het pensioen. Die hangt onder andere samen met de Wet Toekomst Pensioenen. Het percentage waarmee de jaarruimte wordt berekend, wordt verhoogd van 13,3 procent naar 30 procent.
Dat is een forse verhoging. Het betekent ook dat mensen die nog weinig aan pensioen hebben gedaan, nu sneller en beter een inhaalslag kunnen maken om de pensioenpot met belastingvoordeel gevuld te krijgen. Een extra voordeel voor lijfrentes is dat deze ook niet onder de heffing van Box 3 vallen. Dit is immers Box 1.
De belasting in Box 3 zal in de komende jaren omhooggaan naar 34 procent en ook nog eens worden geheven over het daadwerkelijke rendement. Fiscalisten en financieel planners zijn uiteraard blij met de nieuwe wetgeving, zij kunnen eenvoudiger meer waarde toevoegen, maar per saldo kan door deze belastingverhoging de totale opbrengst wel eens veel lager uitkomen.
Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. Zijn bijdragen verschijnen op dinsdag en donderdag op Investment Officer.