Voor de eerste proeve van bekwaamheid is Rabobank geslaagd: bij de halfjaarlijkse vergelijking van de modelportefeuille Neutraal van de vijf grootbanken in Nederland gaat de coöperatieve bank qua rendement aan kop. Toch is er in de markt nog onduidelijkheid of dat nu de verdienste is van Rabobank of van BlackRock als manager van de mandaatfondsen. Lead manager Taoufik Boussebaa legt uit.
Eerder deze zomer voerde Fondsnieuws een aantal gesprekken met leidinggevenden van het Beleggingscompetence Centre van Rabobank over de nieuwe opzet van Beheerd Beleggen. Deze wordt nu gevoerd middels acht, zogenoemde 1895-mandaatfondsen. Hiervoor is Blackrock als ‘koepelfondsbeheerder’ aangesteld. Daarmee is 25 miljard euro aan klantvermogen gemoeid.
In de markt is daaruit het beeld blijven hangen dat BlackRock de regie over het beleggingsbeleid doet en Rabobank ‘niets meer te zeggen heeft’, zoals de leidinggevenden van het Beleggingscompetence Centre nu al diverse keren expliciet is gevraagd.
Taoufik Boussebaa (foto), lead strategie en communicatie bij de Rabobank, grijpt daarom de gelegenheid aan om nog eens het strategie-ontwerp, - dat aan de basis heeft gelegen van de 1895-mandaatfondsen -, aan de lezers van Fondsnieuws uit te leggen.
‘Het strategie-ontwerp dat we BlackRock hebben meegegeven als blueprint voor de mandaatfondsen is zodanig gekozen dat de Rabobank de regie houdt over de assetallocatie. In de nieuwe constellatie kunnen we dus niet alleen bijvoorbeeld managers voor een individueel mandaat voordragen voor de long- en short list, maar zijn we ook in control als het gaat over de allocatie naar de building blocks binnen de aandelen en obligaties’, vertelt Boussebaa.
Optimaal benutten risicobudget
‘Daarbij is onze beleggingsvisie leidend waar het gaat om het benutten van het risicobudget ten behoeve van de beleggingsmix van onze klanten. Ook de portefeuillescope ligt namelijk bij de Rabobank, terwijl BlackRock als partner vooral een scope heeft die gericht is op de onderliggende fondsen. BlackRock houdt onder andere toezicht op de managers van de onderliggende mandaten in de 1895-fondsen. Wij kunnen het starten met of stoppen van een bet binnen een fonds initiëren, net zoals ook een managerwijziging bij een mandaat binnen de fondsen. En uiteraard ligt ook de aan- en verkoop van de mandaatfondsen volledig bij de Rabobank’, concludeert hij.
Concreet werkt het als volgt: de beheerconcepten voor de klanten worden ingericht via acht building blocks, vier voor aandelen en vier voor obligaties. Bijsturing van deze mandaatfondsen is te allen tijde mogelijk omwille van allocatie en portefeuilleconstructie. Ongewijzigd is dat Rabobank voor de aandelenstrategie een core-factor-satellite strategie voert.
Die zogenoemde Core richt zich op de vergoeding voor het marktrisico. De basis hiervoor is een (passieve) belegging die de aandelenbenchmark volgt tegen de laagste kosten en belastingefficiënt is. Tegelijkertijd is er een factor portefeuille, die vooral gericht is op het innen van factorpremies.
Het is een rules based-strategie, legt Boussebaa uit, die twee benaderingen kent: een topdown benadering en een bottom-up benadering. Samen vormen ze de twee bouwstenen van de aandelenportefeuille en leggen ze de basis voor de meer geconcentreerde posities in de aandelensatellieten die gericht zijn op zogenaamde alfa. ‘Die bestaan uit macrotilts met een dynamische focus op bepaalde regio’s en sectoren en beleggingen met een focus op “thematische alpha”. Het budget voor de tracking error voor deze fondsen is met een limiet van 7 fors. Hierdoor beschikken we op portefeuilleniveau over een voldoende mate van actief risico om waarde te kunnen toevoegen’, vertelt Boussebaa.
Building blocks: verschillend risico en rendement
Daarnaast is er het obligatieportefeuille, dat bestaat uit drie building blocks die in termen van risico en rendement van elkaar verschillen. De basis van dit gedeelte van de portefeuille, de zogenoemde Core High Quality, belegt in de meest veilige segmenten van het obligatie-universum, benadrukt Rabo.
Daarbij moet gedacht worden aan veilige staatsleningen, maar ook obligaties van supranationale instellingen, covered bonds en agency MBS. ‘Hier lopen we weinig kredietrisico en geen valutarisico, maar wel renterisico en inflatierisico, en yield curverisico. Dit fonds is structureel onderdeel van de obligatieportefeuille en heeft hoofdzakelijk een bufferfunctie in tijden van stress’, zegt Boussebaa.
Een tweede building block in dit obligatiegedeelte van de portefeuille wordt de Global Corporates allocatie genoemd. Hier is sprake van zowel een rente- als hoofdzakelijk een kredietrisico. De bank ziet in dit gedeelte vooral mogelijkheden voor solide obligaties zonder negatieve rente. Er worden echter geen grote concessies gedaan aan de kredietkwaliteit, benadrukt de lead manager. Uitgangspunt voor de opname van bedrijfsobligaties in dit fonds is de Bloomberg Barclays Global Corporates Index. Dat zijn bedrijfsobligaties met een solide investment grade rating.
Tot slot is er in deze pijler van de beleggingsportefeuille de Opportunity Fixed Income building block. In dit gedeelte wordt in de meest risicovolle segmenten van de obligatiemarkt belegd. Het risico is hoog, maar de rendementen ook. Dit onderdeel kent op dit moment vijf obligatiesegmenten die naast een verbeterd rendementsperspectief ook diversificatievoordelen bieden: Emerging Market Debt (HC en LC), high yield bedrijfsobligaties, coco’s, corporate hybrids en convertibles.
Lage correlatie tussen de building blocks
Het voordeel van deze strategie-aanpak is volgens Boussebaa dat er sprake is van een lage correlatie tussen de verschillende building blocks van de portefeuilleconstructie. ‘Hierdoor kunnen we uitgesproken posities innemen in de satellieten van de aandelenportefeuille en onze high risk allocatie binnen obligaties, en kunnen we de tracking error van de gehele portefeuille binnen de perken houden en altijd binnen onze gestelde limieten blijven. Indien bijsturing nodig is door veranderende volatiliteitsregimes kunnen onze eigen beheerders snel schakelen, omdat we de regie hebben over de allocatie over deze building blocks’, vertelt Boussebaa.
‘Of we aan de assetallocatie-knoppen moeten draaien, hangt af van de kernvraag die we ons steeds stellen’, vervolgt Boussebaa: ‘willen we meer of minder risk-on gepositioneerd zijn en in welk deel van de portefeuille dan wel? De allocatie over aandelen en obligaties is de belangrijkste beslissing en de voornaamste aanjager voor het actieve rendement. Verder kunnen we de mate van risk-on of risk-off ook bijsturen door de risk-on allocatie respectievelijk terug- dan wel op te schalen van aandelenrisico, naar hoog risico obligaties, IG corporates naar Core High Quality.’
‘Institutionele aanpak naar onze klanten gebracht’
Tevens biedt het gekozen strategie-ontwerp de mogelijkheid om dynamische accenten aan te brengen binnen de building blocks aandelen en obligaties. Als voorbeeld noemt hij regionale, sector, cyclische, defensieve en thematische tilts. Zo heeft Rabobank recent geheralloceerd, door bepaalde thema’s uit de portefeuille te nemen en andere toe te voegen, zoals dat gebeurde met duurzame thema’s.
Boussebaa besluit: ‘We vinden dat we met de nieuwe opzet alle allocatiemogelijkheden hebben binnen de nieuwe mandaatfondsen. Wij hebben als Rabobank juist de grip op de fondsen versterkt en in een institutionele vorm gegoten. Wij hebben dus een institutionele aanpak naar onze klanten gebracht en de lagere kosten die daarmee gepaard gaan volledig doorgegeven. Het idee dat Rabobank met dit partnership het beheer als het ware heeft uitbesteed, zoals door sommigen wordt beweerd, is dan ook onzin. We hebben evenveel uitbesteed als vóór het partnership met BlackRock: ook toen kwamen alle fund wrappers en alle portefeuillemanagers van buiten de bank, net als nu. Alleen komen nu alle fund wrappers van één speler.’