“Hoe goed is de overheid als belegger?” Ten tijde van COVID-19, maar ook als we denken aan de hele subsidiemolen, moet de overheid belangrijke keuzes maken, zoals “wie krijgt er steun of extra middelen?”. Zo werd er onder President Donald Trump voor 4 biljoen dollar aan steun naar bedrijven geloodst. Ook President Joe Biden’s instrastructuurplan – om en bij de 1 biljoen dollar – is een mijlpaal wanneer het gaat om overheidssteun aan bedrijven. Een cruciale vraag is dan, helpt dit? Is de overheid een goede belegger?
Om deze vraag te beantwoorden, zijn Lyndon Moore en ik teruggegaan in de geschiedenis. Er zijn namelijk maar weinig instantie wanneer er rechtstreeks steun wordt verleend aan de reële economie (een voorbeeld is Chrysler en General Motors in 2008). Tijdens de Great Depression, in de jaren 1930, werd de RFC (of Reconstruction Finance Corporation) in de Verenigde Staten opgericht. Het doel van de RFC, net als vandaag, was voor dubbel: bedrijven in leven houden en werkgelegenheid uitbouwen. Tussen 1932 en ‘39 werd er meer dan 4 miljard dollar geleend aan banken en meer dan 1 miljard dollar ging naar (Amerikaanse) spoorwegen. Wij gebruikten de spoorwegen als ons speelveld.
Spoorwegen waren in de VS enorm belangrijk. Ze hadden erg veel aanzien (het waren dé blue-chip aandelen bij uitstek) en zorgde voor enorm veel werkgelegenheid, naast – uiteraard – hun transportdiensten.
Een van de eerste elementen die we bekeken, was welke spoorwegen nu de overheidssteun mochten ontvangen. Het viel direct op dat spoorwegen die in een staat lag van een RFC-lid een (significant) hogere kans had om een bailout te krijgen – zo zie je maar, lobby is echt van alle tijden. Daarnaast waren de spoorwegen ook gemiddeld groter – zo zie je maar, gigantisme is echt van alle tijden. Maar belangrijker, de spoorwegen die steun kregen hadden ook minder cash op hun balans staan, en een lagere winstgevendheid. Vooral dat laatste duidt er toch op dat die spoorwegen geld kregen, dat geld nodig hebben.
Een logische vervolgvraag: kon de RFC hun objectieven verzilveren? Daar zien we dat kleinere spoorwegen, diegene met minder connecties, minder cash, en meer schulden op de balans een hogere kans hadden om een bond default te kunnen ervaren.
Belangrijker nog, de spoorwegen die een bailout hadden gekregen, hadden een veel hogere kans om failliet te gaan. Als we dat resultaat koppelen met het effect van de connecties bij het uitdelen van steun, kunnen we wel stellen dat de overheid niet in staat is om bedrijven in leven te houden met hun steun. Het geld wordt duidelijk niet efficiënt verdeeld. Meer nog, we hebben berekend dat bedrijven die steun kregen (wanneer we controleren op hun winstgevendheid, cash holdings, enz), 10 procent meer kans hadden om failliet te gaan dan spoorwegen zonder steunmaatregelen.
Werkgelegenheid
Ook zien we geen significante impact op werkgelegenheid. Spoorwegen die steun krijgen, zijn niet geneigd om meer mensen aan te nemen. Ze zijn ook niet geneigd om de werknemers meer te betalen. Dit wil zeggen dat ook het tweede objectief van RFC – werkgelegenheid – niet goed werkt. Wanneer we kijken naar de impact op de hele staat (waar de spoorweg actief is), vinden we weinig effecten. Er is dus geen spill-over van spoorweg naar de lokale economie.
Wat vinden we wel? Een stijging in de obligatierendementen voor bedrijven die steun krijgen. Als we dit – de positieve impact – koppelen met al de bovenstaande effecten – hogere kans op faillissementen, kunnen we stellen dat overheidssteun een transfer lijkt van de belastingbetaler naar de obligatiehouder – niet naar de consument of producent. Dus, “hoe goed is de overheid als belegger?”. Slecht. Als onze geschiedenis een les mag zijn – gekoppeld aan beperkte recente data – stelt de overheid erg teleur wanneer het op overheidssteun aankomt.
Prof. Dr. Gertjan Verdickt is docent aan de KU Leuven en gespecialiseerd in financiële economie. Hij schrijft voor Investment Officer over de financiële markten.