Robert van Beek, Ronald Janssen, Ramón Wernsen
i-sZ3k5ZW-L.jpg

De uitgangspunten waarmee banken en vermogensbeheerders risicoprofielen vaststellen, zijn achterhaald. Ze sluiten aan op de oude wereld en veroorzaken grote doelrisico’s bij klanten.

Dat zeggen Robert van Beek, Ronald Janssen en Ramón Wernsen (op de foto van links naar rechts) in een interview met Fondsnieuws. Ze doen de uitspraken op basis van onderzoek voor hun boek Goals-Based Investing

Banken en vermogensbeheerders werken volgens de schrijvers met slechts één vragenlijst, die enkele tot tientallen jaren oud is. Die zijn daardoor “hopeloos verouderd”, aldus de auteurs. En heel algemeen van aard. Vaak gaat in hun ervaring slechts één vraag over het doel, en de rest van de vragen over beleggen en/of het product. Het gevolg hiervan is volgens de drie dat een klant vaak in het verkeerde risicoprofiel terechtkomt. Of één risicoprofiel aangemeten krijgt, terwijl hij meerdere verschillende beleggingsdoelen heeft.  

Janssen: ‘Logisch dat steeds dezelfde risicohouding wordt berekend als je voor zowel voor het doel vermogensbehoud, als pensioen, als een tweede huisje in het buitenland, dezelfde vragenlijst invult. Als beheerders meer zouden doorvragen op een specifiek doel, zouden er misschien drie verschillende risicohoudingen en -profielen uitkomen.’

Noodzakelijk kwaad

De oorzaak van de tekortkoming is volgens de schrijvers dat vragenlijsten teveel gezien worden als noodzakelijk kwaad, om te voldoen aan wet- en regelgeving. Ook een gebrek aan samenwerking tussen financiële planning en vermogensbeheer is debet aan het probleem. Het zijn nog altijd twee werelden die te weinig samenwerken, merken de schrijvers, die allen actief zijn in financiële planning. 

Zowel in processen, de aanpak van adviseurs als monitoring moeten banken en vermogensbeheerders volgens hen een volgende stap nemen. Ze stellen dat Nederland ten opzichte van andere landen op de goede weg is, maar dat ook hier nog altijd het product te veel centraal staat. 

Nederlandse private banken

Die conclusie spreekt de uitspraken van Nederlandse private banken tegen. In de serie over private banking op Fondsnieuws.nl zeiden ABN Amro, ING, Rabobank, Triodos en Van Lanschot Kempen zonder uitzondering dat ze het productdenken naar de achtergrond hebben geschoven en dat het financiële plan onderdeel is geworden van private banking.  

Volgens Van Beek, Janssen en Wernsen zijn de eerste stappen inderdaad gezet, maar zit het nog in de ideeën- en marketingfase. Van Beek: ‘Vindt het ook plaats bij elke vestiging, afdeling en door elke adviseur? Nu is dat vaak nog niet het geval. Ook omdat het proces achter het advies productgericht en generiek blijft.’

Bovendien ontbreekt volgens Janssen de holistische kijk. ‘Ze monitoren nu bijvoorbeeld één potje met één doel, maar ze zouden over de klant heen moeten gaan monitoren: hoe staat het met alle doelen van één klant tezamen? Daarbij zien we ook veel verschillen per klantsegment. Bij retailklanten gaat de monitoring goed, omdat het daar nu eenmaal efficiënter moet. In het hoge segmenten geven beheerders meer aandacht aan het definiëren van doelen, maar monitoren ze daar nog niet continu op.’

Wernsen: ‘Het belangrijkste vind ik, is dat de meeste adviseurs maar óók klanten nog uitgaan van beleggingsrisico, terwijl je zou moeten uitgaan van het doelrisico. Als je weet dat je met defensief beleggen in de toekomst een half brood kan kopen in plaats van een heel, moet je misschien meer risico nemen. Daar zit nog een grote mismatch.’

Flinke beursdalingen

De drie zijn voor een aanpak waarbij eerst álle doelen van een klant uitgebreid worden besproken, en per doel goed wordt doorgevraagd. Wernsen: ‘Nu wordt bijvoorbeeld wel gevraagd hoe een klant denkt te reageren als zijn beleggingen met 20 procent dalen, maar niet als de kans dat het doel gehaald wordt, met 50 procent daalt. En misschien nog belangrijker: de risicohouding wordt berekend, maar níet of het daarbij horende profiel wel leidt tot een reële doelverwachting. Pas als je dat gaat bespreken, staat het doel centraal.’

Van Beek wijst nog op een andere mogelijkheid, waarbij een forse daling van de markten juist slechts een minimaal effect heeft op de haalbaarheid van belangrijke doelen. In dat geval kan doelbeleggen juist het effect hebben dat beleggers minder zenuwachtig worden bij dalende markten, hun doel is immers nog in zicht.

Janssen is dan ook voor een dynamische aanpak, waarbij het beleggingsdoel of -doelen als uitgangspunt dienen en het profiel gedurende de looptijd aangepast kan worden. ‘Met de huidige aanpak van vermogensbeheerders en banken wordt dat alleen gedaan als de beleggingshorizon van een klant verandert.’ Wernsen: ‘Uiteindelijk beleg je niet voor je lol, maar met een bepaald doel. Dan moet dát ook centraal staan. Ik ben bang dat we nog een lange weg te gaan hebben.’

Author(s)
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No