Door de zoektocht naar rendementen begint in de wereld van hoogrentende bedrijfsobligaties een “shut up and take my money” sentiment te ontstaan. Beleggers doen er slim aan om terughoudender te zijn met het alloceren van geld naar de high-yield markten. ‘Het is link om in het hoogste risico segment te blijven zitten met het idee dat het nog wel een half jaar goed zal gaan.’
Dat zegt Sander Bus, managing director en co-hoofd van het credit team bij Robeco, in een gesprek met zusterplatform Fondsnieuws. Bus maakt zich als lange termijn belegger zorgen over de exorbitante toestroom van kapitaal naar de meest risicovolle bedrijfsobligaties, de zogenoemde junkbonds. Daarbij renderen staatsobligaties in veel gevallen zelfs negatief. In “the search for yield” komen obligatiebeleggers nu uit bij high-yield waardoor ook daar de rendementen dalen.
Vorige week daalde het rendement op de ICE BofA-index van Europese high-yield obligaties tot 2,34 procent, waarmee kopers voor het eerst betalingen hebben geaccepteerd die lager zijn dan het inflatieniveau in de eurozone. In augustus bereikte deze nog een piek van 3 procent, het hoogste niveau in tien jaar, aldus de Financial Times.
Te lage risicovergoedingen
Volgens Bus is de high-yield markt niet meer wat het is geweest. ‘Vroeger kon je in deze risicovolle hoek van de markt nog 8 tot 9 procent rendement behalen. De rendementen liggen nu op een all-time low. De spreads van het high-yield segment bewegen zich op ongeveer 300 basispunten boven staatsobligaties. Als je inzoomt op die drie procent zie je dat de dispersie heel erg laag is. Het grootste deel van de obligaties handelt binnen 100 basispunten van het indexgemiddelde.’
Beleggers maken dus in mindere mate een onderscheid tussen de hoogte van de vergoeding die ze verlangen van bonds met verschillende karakteristieken. Volgens Bus is dat uitzonderlijk want het high-yield segment kent doorgaans een verhoogde kans op faillissementen.
Voor de risicovollere bedrijfsobligaties bestaan er drie kredietratings, BB, B en CCC. Gemiddeld gaat van de bedrijven met een kredietwaardigheid van CCC 50 procent failliet binnen vijf jaar. Toch handelt de gemiddelde prijs van dat segment tegenwoordig boven de nominale waarde (Par value) van de obligaties.
‘Men weet dat als het gemiddelde failissementsscenario uitkomt, dat er dan op de helft van die bedrijfsnamen geld verloren zal worden binnen vijf jaar. Dat hoeft geen probleem te zijn voor beleggers zolang de verliezen gecompenseerd kunnen worden door de winnaars. Maar het is echt link om in het hoogste risicosegment te blijven zitten met het idee dat het nog wel een half jaar goed zal gaan’, aldus Bus.
Het kantelpunt
‘Er komt altijd wel een keer een draai in de markt’, stelt Bus. Een bullmarkt waarin te makkelijk krediet wordt verleend aan zwakkere bedrijven legt de kiem voor een periode met meer faillissementen. ‘Dat scenario is onvermijdelijk en dat zou beleggers nu toch voorzichtiger moeten maken.’
‘We leven in een wereld van financiële repressie waarbij centrale banken de rentes extreem laag houden om de economie aan te wakkeren en te streven naar volledige werkgelegenheid. Als fixed income belegger wordt het door die lage rente steeds lastiger om de inflatie – die centrale banken bewust naar hoger niveau proberen te tillen - te compenseren.’
Bus vervolgt: ‘als belegger moet je volgens mij aan de staartrisico’s denken. Je kunt beter te vroeg op safe spelen dan te lang blijven zitten. Een optie is beleggen in bedrijfsobligaties met een BB-rating. Daar is het percentage faillissementen lager, maar de spread is ook lager. Als je goed je werk doet kun je daar als belegger de faillissementen nog vermijden met 1 a 2 procent gemiddelde “default” per jaar.’
Het einde van het neoliberalisme
Een thema dat volgens Bus relevant kan gaan worden voor financiële markten is een verschuiving van de dominante politieke stroming weg van neoliberalisme. ‘Twintig jaar lang zijn de salarissen van de werkende bevolking in ontwikkelde landen nauwelijks gestegen door globalisering en goedkope arbeidskrachten in landen als China. Aandeelhouders hebben daarvan geprofiteerd, maar nu centrale banken niet alleen meer naar inflatie kijken maar ook naar werkgelegenheid zal de factor arbeid een groter deel van de koek gaan pakken. Dat gaat dan ten kosten van de factor kapitaal.’
‘In China voltrekt zich nu de implementatie van het “Common Prosperity” beleid. Anders dan dat er gekeken wordt naar enkel groei, wordt er gekeken hoe de welvaart verdeeld moet worden. De vraag van de komende tijd wordt: Hoe zorgen we ervoor dat de laagbetaalde arbeidersklasse kan meeprofiteren? Je ziet dat president Biden en zelfs onze eigen VVD dat ook doet. Beleidsmakers willen een antwoord op de vraag, hoe krijgen we de lonen omhoog?
Dat is nu nog geen thema omdat de vraag dusdanig sterk is dat bedrijven alle stijgende kosten kunnen doorbelasten. Arbeidskosten worden duurder, maar ook grondstoffen worden duurder. Er zijn tekorten in de hele supply chain. Bedrijven kunnen die kosten nu makkelijker doorbelasten. Je ziet op dit moment dus nog helemaal niet dat de marges lager worden.’