Met Thailand deze week, hebben nu 21 landen dit jaar hun munt gedevalueerd. Tegelijkertijd zijn in navolging van de ECB tal van centrale banken bezig hun monetaire beleid te verruimen, zoals China, Canada en Singapore.
In de internationale pers wordt gesproken van een ‘valutaoorlog’. Doel hiervan is om door een munt te devalueren de positie van het eigen bedrijfsleven te verbeteren ten opzichte van de concurrentie.
Tegelijkertijd wordt de dollar ten opzichte van vrijwel alle andere valuta in de wereld sterker, wat echter ook een prijs heeft: de winstcijfers van Amerikaanse exporteurs, zoals ondermeer technologiebedrijven staat onder druk. Eerder deze week richtten beleggers daar hun aandacht op en leverden de Amerikaanse beurzen koerswinst in.
Winnaar: Japan
Voor de langere termijn is de vraag of de Amerikaanse economie een sterke dollar kan dragen. Economen brengen daar tegen in dat het Amerikaanse bedrijfsleven vooral op ook op de eigen economie is gericht.
De grote winnaar van deze valutaoorlog is volgens experts op dit moment Japan: de yen verloor in twee jaar tijd 28 procent tegenover de dollar, maar dat zorgde voor een betere concurrentiepositie - en een hogere winstgevendheid - van Japanse bedrijven als Toyota. Voor asset allocatiespecialisten is de zwakke yen reden om Japanse aandelen te overwegen.
Achtergrond valutaoorlog
De benaming ‘valutaoorlog’ dateert van 2010, toen de Braziliaanse minister Guido Mantega erop wees dat landen bewust bezig zijn met een ‘race to the bottom’. Het kwantitatieve verruimingsbeleid dat de VS op dat moment voerde, zorgde voor een zwakkere dollar. Hierdoor ging Amerikaans kapitaal naar opkomende markten, waardoor ondermeer Braziliaanse grondstoffen duurder werden op de internationale markten.
Op dit moment gaan landen als Brazilië juist gebukt onder de zwakke vraag naar grondstoffen en het feit dat beleggers hun geld terugtrekken uit opkomende landen en weer alloceren naar de VS, mede vanwege de economische groei en de verwachte rentestijging.
Dollar-dominantie
Critici verwijzen naar de jaren dertig, toen in reactie op de Grote Depressie van 1929 ook sprake was van een reeks devaluaties en landen bovendien de gouden standaard verlieten. Na de Tweede Wereldoorlog werd het Bretton Woods-systeem geïntroduceerd, waarin de munten van landen werden gekoppeld aan de dollar om aan de praktijk van ‘beggar-thy-neighbour’ een einde te maken. Dat systeem viel in 1971 uiteen.
De dominantie van de dollar lijkt weer terug: 43 procent van alle wereldwijde financiële transacties gebeurt nu in dollars, tegen 39 procent vorig jaar. Tegelijkertijd verliest de euro terrein: van 33,52 procent naar 28,75 procent nu.
Woensdag bereikte de euro tegenover de dollar het laagste punt sinds 12 jaar, toen het onder de 1,0700 dollar dook. Vanochtend zette de daling door. De munt noteerde 1,0585 dollar.