Aandelen krijgen in de flexibele premieregeling van het nieuwe pensioenstelsel meer gewicht. ‘Aandelen zorgen op de lange termijn voor meer rendement en wij denken dat jongeren daarbij gebaat zijn’, zegt Reiniera van der Feltz, uitvoerend bestuurder van SBZ Pensioen en verantwoordelijk voor het vermogensbeheer. ‘Met het oog daarop voegen we aan het lifecycle-beleggen een module toe die puur uit aandelen bestaat.’
De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel kan behoorlijke gevolgen hebben voor het beleggingsbeleid van pensioenfondsen. Maar dat wil niet zeggen dat alles anders moet. Of dat pensioenfondsen weer ‘helemaal opnieuw moeten beginnen’. Voor SBZ Pensioen, pensioenfonds voor financiële en zakelijke dienstverleners, geldt dat in ieder geval niet. De beschikbare-premieregeling - die het fonds nu al aanbiedt, naast een middelloonregeling - laat zich redelijk soepel omvormen tot de flexibele premieregeling, een van de twee mogelijke contracten waarin de Wet toekomst pensioenen (Wtp) voorziet.
Het bestuur van SBZ Pensioen is voorstander van die flexibele premieregeling, zo zegt uitvoerend bestuurder Reiniera van der Feltz, ‘omdat die goed past bij de vrijheid en de keuzemogelijkheden die onze doelgroep graag heeft’. De werkgevers komen uit de sectoren financiële en zakelijke dienstverlening (denk aan verzekeraars, banken, ingenieurs) en zijn vrijwillig aangesloten. De deelnemers zijn gemiddeld hoger geschoold en verdienen meer dan gemiddeld. En ze blijven veelal niet hun hele loopbaan in de branche werkzaam, maar gemiddeld ongeveer zeven jaar.
‘Ook op basis van het risicopreferentieonderzoek dat we al hebben uitgevoerd, is voor ons de flexibele premieregeling de beste keuze’, aldus Van der Feltz. ‘Met de lifecycles die we straks gaan aanbieden, kunnen we 90 procent van de risicovoorkeuren bedienen.’
Lifecycle vervolmaken
De huidige beschikbare-premieregeling kent drie beleggingsmodules, die tezamen de ‘life cycle’ vormen die deelnemers aan het pensioenfonds doorlopen. Van der Feltz: ‘Het toevoegen van een extra module is een van de belangrijke verschillen tussen de huidige beschikbare-premieregeling en de flexibele premieregeling straks.’ Nu is er één rendementsmodule en twee modules met vastrentende waarden. De extra module is een (tweede) rendementsmodule die puur uit aandelen bestaat.
‘Die voegen we toe om het lifecycle-beleggen te vervolmaken. Met zo’n module is een hoger rendement te halen dan wanneer daar andere, meer beschermende beleggingscategorieën aan zijn toegevoegd. Die zorgen in de bestaande modules voor de noodzakelijke spreiding van het risico, maar het idee achter deze nieuwe module is dat je die spreiding niet per se nodig hebt als je nog heel veel jaren van pensioen opbouwen voor de boeg hebt.’
De nieuwe aandelenmodule zal dan ook met name voor jongere deelnemers worden opgenomen, zo is de veronderstelling. ‘Wij denken dat jongeren daarbij gebaat zijn. Waarom nu al de kans op hoge rendementen dempen, terwijl je nog zoveel jaren voor de boeg hebt om eventuele tegenvallers op te vangen?’
Niet-beursgenoteerde beleggingen
Als deelnemers dan ouder worden, komen ze vanzelf terecht in combinaties met de diverser opgebouwde- en meer beschermende bouwblokken van het beleggingsbeleid. Overigens zullen die ook (enigszins) van aard veranderen. ‘We zien de toegevoegde waarde van niet-beursgenoteerde beleggingen en die willen we ook in de flexibele premieregeling gaan inbrengen’, aldus Van der Feltz. ‘Onze huidige beschikbare-premieregeling maakt daar nog geen gebruik van, want je moet daar voldoende omvang voor hebben en er voldoende liquide beleggingen tegenover kunnen stellen. In onze huidige middelloonregeling wordt al wel belegd in private markten, omdat we daar de schaal hebben, gezien het totaal beheerd vermogen van 5,8 miljard euro. Zover zijn we met onze premieregelingen nog niet, daar zijn we in 2020 pas mee begonnen.’
Om de schaal ook in de premieregeling te krijgen, zullen, als het nieuwe stelsel is ingevoerd, zowel de middelloonportefeuille als de lifecycles worden opgebouwd vanuit dezelfde bouwblokken. ‘Nu hebben we in de middelloonregeling mandaten verleend aan een vijftal managers, terwijl we in de premieregeling beleggen in een fonds van Achmea Investment Management, onze vermogensbeheerder. Dat verschil willen we opheffen. Omdat we tevreden zijn over de beleggingen in de middelloonregeling, moet ook de premieregeling daar gebruik van kunnen maken.’
Een vierde – en laatste – wijziging ten opzichte van de bestaande premieregeling is de toevoeging van de risicodelingsreserve. Deze zal SBZ Pensioen gaan inzetten voor ouderen in het Collectief Variabel Pensioen. Naast een minder risicovolle beleggingsmix, en spreiding van de resultaten over drie jaar, zorgt deze reserve voor minder fluctuaties van de uitkering.
Voor de groei gaan
Los van het heroverwegen van het beleggingsbeleid dwingt de Wtp pensioenfondsen en pensioenuitvoerders ook tot nadenken over de strategische consequenties van de nieuwe pensioenwet. SBZ Pensioen deed dat al in een vroeg stadium. ‘Wij besloten jaren terug al voor de groei te gaan’, zegt Van der Feltz. ‘Gezien de sectoren waarin wij actief zijn is het mogelijk een redelijk homogene groep deelnemers te creëren, mensen met een wat hogere opleiding en de wat hogere salarissen die over het algemeen geen lichamelijk zwaar werk doen. Die hebben dan bijvoorbeeld een overeenkomstig risicoprofiel als het om verzekeren gaat. Ook hoef je dan minder te differentiëren in de manier van communiceren en de communicatie specifiek op die doelgroep afstemmen. Dat geeft dus mogelijkheden om de kosten laag te houden. En hoe meer we groeien, hoe lager die kosten per deelnemer zijn. En minder kosten betekent meer pensioen.’
SBZ Pensioen merkte echter wel dat die groei niet vanzelf komt. ‘We zijn er klaar voor maar misschien moeten we nog even wachten’, denkt Van der Feltz. ‘Veel kleinere of middelgrote pensioenfondsen hebben besloten dat ze zelf aan de knoppen willen zitten bij het implementeren van de Wtp. Ze willen zelf de keuzes maken over het soort contract en over de manier waarop de nieuwe regelingen zullen worden uitgevoerd. Anders maken we onze deelnemers afhankelijk van de besluiten van anderen, zo was de redenering. En ja, daar is natuurlijk wat voor te zeggen.’