Achter de wedloop om kunstmatige intelligentie gaat iets herkenbaars schuil: de logica van de Koude Oorlog. Dezelfde krachten die ooit de nucleaire en ruimtewedloop aanwakkerden, worden nu ingezet in een kostbare, open strijd om technologische suprematie, zo stelt Anna Rosenberg van het Amundi Investment Institute in Parijs.
Raketten en maanlandingen zijn vervangen door algoritmes, datacenters en kwantumcomputers. Voor Rosenberg, hoofd geopolitiek bij het Amundi-instituut, zijn dat de instrumenten die niet alleen economische voorsprong, maar ook geopolitieke macht zullen bepalen.
‘De Verenigde Staten en China moeten blijven investeren om deze technologie in handen te houden,’ zegt ze in gesprek met Investment Officer. ‘Dit is een nieuw vormgegeven variant op de ruimte- en technologiewedloop die we kennen uit de Koude Oorlog.’
Volgens haar draait het om de vraag wie als eerste de sleutel tot kwantumcomputing vindt. ‘Dat geeft beslissende macht,’ zei Rosenberg. ‘Wie deze technologie het eerst beheerst, kan vijandelijke codes kraken — en zal de nieuwe supermacht worden.’
Oneindige rivaliteit
Een einde aan die wedloop is niet in zicht. De Verenigde Staten bouwen aan een gecontroleerd AI-ecosysteem dat wordt afgeschermd van China. Peking ontwikkelt een ander model: sneller, goedkoper, opener en gesteund door de staat.
Beide grootmachten bevinden zich volgens Rosenberg in een ‘kostbaar evenwicht’, een ‘gespannen verstandhouding’. Geen van beide kan het zich veroorloven te vertragen. ‘Overheden kunnen de uitgaven aan defensie en kunstmatige intelligentie niet terugschroeven,’ zegt ze. ‘Zeker niet met bevolkingsgroepen die al ontevreden zijn.’ Het resultaat is een permanente competitie, gedreven door noodzaak eerder dan ambitie.
De verschillen met de vorige Koude Oorlog zijn groot. Waar toen ideologie de scheidslijn vormde, is er nu wederzijdse afhankelijkheid. ‘Beide partijen weten dat ze elkaar nodig hebben’, aldus Rosenberg. ‘De VS zijn afhankelijk van Chinese zeldzame aardmetalen, terwijl China afhankelijk is van de wereldhandel die Xi Jinping aan de macht houdt.’
Europa tussen twee vuren
Europa bevindt zich midden in dit machtsspel. Het mist de technologische en militaire schaal van de twee grootmachten, maar blijft de grootste interne markt ter wereld. ‘Europa is geen geopolitieke zwaargewicht op zichzelf’, zegt Rosenberg. ‘Maar het beschikt over een netwerk van uiteenlopende handelsrelaties en partnerschappen.’
Juist die diversiteit kan nu een voordeel blijken. De Europese neiging om de relaties met Washington, Peking en een groeiende kring van partners in Azië in balans te houden, wordt vaak gezien als besluiteloosheid. Rosenberg ziet het eerder als verzekering: een manier om de opties open te houden in een wereld zonder duidelijk middelpunt.
Handelsakkoorden, de discussie over een kapitaalmarktenunie en de drang naar energie- en datasoevereiniteit tonen een continent dat zoekt naar een rol die past bij zijn mogelijkheden. Europa kan niet op tegen de bestedingskracht van de VS of de snelheid van China, maar het kan wel helpen om het systeem bijeen te houden.
Rosenberg omschrijft de wereld die nu ontstaat als een van ‘beheerde wanorde’. Het systeem functioneert nog, maar is broos. Allianties verschuiven, spanningen laaien op, en toch blijft de structuur overeind omdat ze dat moet.
Verdeeldheid in de VS
Rosenberg kijkt vooruit naar de tussentijdse parlementsverkiezingen in de Verenigde Staten. Tijdens deze mid-terms op 3 november worden 435 leden van het Huis van Afgevaardigden gekozen, net als 35 nieuwe leden van de Senaat, en kunnen de Republikeinen hun meerderheid verliezen.
Wat rondom die stembusgang gebeurt, zal volgens Rosenberg even belangrijk blijken als de uitslag zelf. Net terug van een bezoek aan Washington beschrijft ze een land dat zich niet meer op zijn gemak voelt. ‘Mensen zijn bang om hun democratie te verliezen’, zegt ze. ‘Instellingen worden uitgehold.’
Het publieke debat is versmald. Weinigen durven nog openlijk over politiek te praten. Kunstmatige intelligentie geldt intussen als neutraal onderwerp van hoop: de belofte van hogere productiviteit en economisch herstel. Maar, zo stelt ze, die technologische verwachtingen maskeren een dieper verlies aan vertrouwen.
Daarin ziet Rosenberg de kern van het Amerikaanse dilemma. Het geloof in technologische vooruitgang groeit, terwijl het politieke geloof afbrokkelt. ‘Het belangrijkste’, zegt ze, ‘is niet wat uit de verkiezingen komt, maar wat eromheen gebeurt’. Beleggers, aldus Rosenberg, bewegen zich daarmee tussen twee krachten: het optimisme van innovatie en de angst voor democratisch verval.