ABN Amro Gustav Mahlerlaan
HQ_Gustav_Maherlaan_ABN_AMRO2.jpeg

De private-bankingactiviteiten van ABN Amro zijn een troefkaart voor partijen die overname van de bank overwegen. Ook al zijn de financiële resultaten van die divisie overwegend minder goed dan die van de concurrentie. 

De geruchten rond een overname van ABN Amro worden zeer serieus genomen door analisten en andere marktkenners. Bloomberg schreef eind september dat KBC de mogelijkheden verkende om de Nederlandse bank over te nemen. De Belgische bank-verzekeraar ontkende dat meteen, maar de beer was los. Veelgehoorde theorie: het bericht was een proefballonnetje, opgelaten door een andere Europese bank, die wél concrete plannen heeft met ABN Amro.

De combinatie met KBC wordt door velen namelijk ‘onlogisch’ genoemd. KBC wordt neergezet als ‘toch een typische retailbank’, terwijl ABN Amro meer een corporate bank zou zijn, met bovendien een sterke private-bankingtak. Beide banken vullen elkaar dus eerder aan, dan dat hun combinatie zich goed leent voor het benutten van schaalvoordelen.

Voor Johann Scholtz, aandelenanalist bij Morningstar, is dat echter geen reden een dergelijke combinatie meteen af te serveren. ‘Juist diversificatie is dan een belangrijk motief voor de overnemende partij. Retailbanken leunen vooral op rente-inkomsten, in private banking zijn fees een belangrijke inkomstenbron. Die zijn minder conjunctuurgevoelig’, aldus Scholtz.

Praktisch alle grote Europese banken hebben deze diversificatie inmiddels verheven tot strategisch speerpunt. Daarin past bijvoorbeeld ook de stap van ING - begin dit jaar - om het belang in Van Lanschot Kempen te vergroten, tot zo’n 20 procent. In mei van dit jaar nam Belfius een belang van 33 procent in vermogensbeheerder Candriam.

Lager kapitaalbeslag

Private banking, en in het verlengde daarvan assetmanagement, heeft zich daarmee opgewerkt tot een majeure factor in het consolidatieproces dat de Europese bankensector nu in zijn greep heeft. Zeker omdat private banking niet alleen een ander soort inkomsten oplevert, maar ook omdat het hogere inkomsten brengt. ‘Private banking is over het algemeen winstgevender dan retailbankieren’, zegt Scholtz. Oorzaak is met name het lage kapitaalbeslag dat gepaard gaat met private banking: de producten die een bank in dat segment aanbiedt, zijn over het algemeen minder risicovol dan in retailbankieren. Zo is het risicogewicht van een hypotheeklening veelal 35 procent, terwijl voor een lening met een aandelenportefeuille als onderpand meestal 20 procent wordt gehanteerd. Scholtz: ‘De return on equity van private banks is daarom over het algemeen hoger dan die van retailbanken.’

Het is echter niet alles goud wat er blinkt: omdat private banking een relatie-activiteit is, zijn de kosten hoger. In de eerste helft van 2025 was de verhouding tussen kosten en inkomsten voor het private-deel van ABN Amro 75 procent, zo meldt Morningstar-analist Scholtz, terwijl die ratio voor retail op 61 procent lag en voor corporate op 52 procent.

Die 75 procent is ook hoog in vergelijking met de concurrentie. Scholtz: ‘Een pure play private bank als Julius Baer heeft een cost/income ratio van rond de 70 procent en de doelstelling is 65 procent. UBS zit momenteel op 67 procent voor haar private-bankingactiviteiten in Zwitserland en EMEA.’

Achilleshiel?

Zijn die hoge kosten ABN Amro’s achilleshiel? Ze leiden er immers toe dat de return on equity van private banking bij de bank juist níet hoger ligt dan bij retailbankieren (13 procent ten opzichte van 22 procent in de eerste zes maanden van dit jaar). 

Scholtz denkt dat het wel meevalt. ‘Al met al zijn de private-bankingactiviteiten van ABN Amro eerder een troefkaart voor potentiële kopers dan dat ze afschrikwekkend werken. Een bank die zelf al groot is in private banking zal voor de schaalvoordelen gaan en zeker ook de uitdaging aangaan om de hoge kosten bij ABN Amro te verlagen.’

Juist in een internationale context leent private banking zich daar goed voor, zo voegt Scholtz daaraan toe. ‘Private banking is eenvoudiger grensoverschrijdend te schalen dan retailbankieren. Voor retailproducten geldt vaker landenspecifieke regelgeving. Zo zijn de verschillen groot tussen het verstrekken van een Franse hypotheek en een Nederlandse hypotheek. De regels voor beleggingsoplossingen zijn juist vaker Europees van aard, en passen bijvoorbeeld uitstekend bij klanten die bezittingen hebben in meerdere landen.’

Hoogvliegers

Maakt dit van KBC dan toch een ‘logische’ koper? Onder Nederlandse marktkenners valt veel vaker de naam van BNP Paribas, een van de vijf grootste (beursgenoteerde) banken van Europa. ABN Amro’s CEO Marguerite Bérard was daar de afgelopen jaren bestuurder en bovendien informeerden de Fransen al in 2022 bij het Nederlandse ministerie van Financiën of een overname van de bank mogelijk was. Tegen de Franse marktleider pleit het feit dat beleggers niet enthousiast zijn over de kracht van de bank. Met een koers/winst-verhouding van nauwelijks 8 heeft de bank ogenschijnlijk maar weinig overnamecapaciteit.

Dat ligt anders voor hoogvliegers zoals UBS en Unicredit, die beide een K/W van meer dan 20 hebben. De Europese mediaan ligt momenteel rond de 10, wat ook de K/W van ABN Amro zelf is. Ook Nordea uit Finland en Intesa Saopaolo, na Unicredit de tweede bank van Italië, zitten op dat niveau en die hebben qua omvang beide een plekje in de Europese top 10. Intesa is met Fideuram Italiaans marktleider in private banking en toonde al eerder interesse in Belgische financiële instellingen. Het Finse Nordea heeft al een ‘geschiedenis’ met ABN Amro: in 2016 waren er gesprekken over een mogelijke fusie.

‘Notoriously bad’

Qua geschiedenis zou interesse van Unicredit op zijn minst pikant zijn. Die bank wordt sinds 2021 geleid door Andrea Orcel. In 2007 werkte Orcel als dealmaker bij Merrill Lynch en in die hoedanigheid was hij nauw betrokken bij het overnamebod dat Fortis, RBS en Santander uitbrachten op ABN Amro. Het trio kocht ABN Amro voor 72 miljard euro, en splitste de bank op, maar na het uitbreken van de Grote Financiële Crisis bleek dat die uitgave Fortis en RBS toch te machtig was: beide banken moesten worden genationaliseerd. In een interview met Orcel noemde de Financial Times in 2015 de transactie uit 2007 ‘one of the most notoriously bad deals in recent memory’.

Author(s)
Categories
Access
Members
Article type
Article
FD Article
No